2 Thessalonians 3

1Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u;
 het Dat is, de prediking van het Evangelie.
,
 zijn Gr. lope; dat is, haastig en gelukkig mag verbreid en bevorderd worden.
,
 verheerlijkt Dat is, in eer en achtig mag gehouden worden, en waardige vruchten voortbrengen.
2En opdat wij mogen verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; want het geloof is niet aller.
 verlost Dat is, ontslagen, of vrij gehouden van zulke mensen, die den loop des Evangelies zoeken te verhinderen, gelijk de hardnekkige Joden en hun aanhang onder hen waren geweest; Hand. 17, 18.
,
 is Dat is, het is niet allen gegeven in Christus te geloven. Zie Mat 13:11; Joh 6:44, enz.
3Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken en bewaren van den boze.
 versterken Namelijk in het geloof
,
 van Namelijk waar hij in het voorgaande vs. van had gehandeld; of, van het boze; namelijk dat gij daarin niet vervalt. Of, van den duivel, dat gij van hem niet verzocht wordt; Mat 6:13.
4En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult.
 bevelen Namelijk in den naam des Heeren, gelijk hierna vs.6 uitgedrukt wordt en hiervoor 1Th 4:2.
5Doch de Heere richte uw harten tot de liefde van God, en tot de lijdzaamheid van Christus.
 richte Dat is, besture uwe harten recht zonder aan de ene of de andere zijde te wankelen.
,
 de liefde Dit kan verstaan worden, òf van de liefde waarmede wij God liefhebben, òf de liefde waarmede God ons liefheeft, opdat wij namelijk in het gevoel derzelve meer en meer worden gesterkt. Zie Rom 5:5, en Rom 8:39.
,
 de lijdzaamheid Dat is, de verdraagzaamheid in het kruis en de verdrukkiung om Christus' wil; of, tot de lijdzame verwachting van Christus ten oordeel.
6En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft.
 in Dat is, als gelast zijnde, of gezag daartoe hebbende van Christus. Zie 2Co 5:19, 2Co 5:20.
,
 dat Dat is, schuwt, geen gemeenzamen omgang houdt met zodanigen; namelijk nadat behoorlijke kennis in de gemeente daarvan is genomen, en hij, vermaand zijnde, ongehoorzaam blijft. Zie Mat 18:15, enz. ;1Co 5:11 en hierna vs.14.
,
 broeder Dat is, die belijdenis doet van het geloof in Christus, hoewel hij zulks niet recht beleeft, gelijk Paulus verklaart 1Co 5:11.
,
 die Dit kan hier in het algemeen voor alle ongeregeldheid worden genomen, waardoor ergenis wordt gegeven in de gemeente God; of van die bijzondere ongeregeldheid, waarvan hij vs.11 nadere verklaring doet; namelijk dergenen die ledig omgingen en ijdele dingen pleegden, zonder hun beroep behoorlijk waar te nemen, gelijk het vervolg schijnt te vereisen.
,
 de inzetting Dat is, bevelen en vermaningen, gelijk hier voor 2Th 2:15.
7Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;
 ons behoor Namelijk niet alleen mij, maar ook Timotheüs en Silvanus, uit wier naam deze brief ook is geschreven.
,
 ongeregeld Namelijk gelijk deze lediggangers of dieners van ijdele dingen buiten hun beroep.
8En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn;
 geen Of, geen brood van iemand; dat is, geen spijs en drank genoten; gelijk Gen 3:19.
,
 werkende Dat is, boven het zorgvuldig waarnemen van ons apostelambt, ook werkende met onze handen om onszelven te onderhouden, Zie Act 20:34, en hier voor 1Th 2:9.
9Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelven u geven zouden tot een voorbeeld, om ons na te volgen.
 de macht Van u lastig te vallen, of onderhoud van u te nemen, gelijk andere apostelen deden, en hij elders leert, dat de Dienaren des Woords ook vermogen te doen. Zie hiervan breder 1Co 9:3, enz.
,
 ons na Namelijk in het waarnemen van uwen arbeid, elk in zijn beroep, en niet onder een dekmantel, òf van het Evangelie te willen bevorderen, òf dat Christus tot het oordeel haast zou komen, uw lediggang en plegen van ijdele dingen te verontschuldigen.
10Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete.
 zo Namelijk gezondheid, sterkte en gelegenheid daartoe hebbende; want anderszins is de gemeente gehouden ook een ieder die gebrek heeft, zoveel doenlijk is, te verzorgen. Zie 2Co 8-9.
11Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende.
 wij Dit doet de apostel daarbij, om aan te wijzen, dat hij deze voorgaande vermaninge en voorbeelden hun niet tevergeefs voorstelt; en dit hangt eigenlijk aan hetgeen door hem vs.6 is gezegd.
,
 ijdele Dat is, doende dingen zonder beroep en tegen hun beroep; gelijk dit woord van sommige lediggaande weduwen ook gebrukt wordt; 1Ti 5:13.
12Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten.
 hun Dat is, dat zij met hun eigen arbeid hebben verkeregen. Zie 1Th 4:11.
13En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen.
 vertraagt Het Griekse woord betekent eigenlijk erger, dat is, slapper of trager worden, en de apostel doet dit hierbij om hen te vermanen, dat zij om het misbruik van deze lediggangers niet slapper of trager moesten worden in het weldoen aan de rechte armen.
14Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien; en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde;
 ons Dat is, deze onze vermaning van in stilheid te werken, zijn eigen zaken waar te nemen, en een geregeld leven te leiden. Zie verder vs.6.
,
 tekent Sommigen voegen dit woord tekenen bij het voorgaande woord brief, alsof de apostel zei: tekent dien, of wijst mij dien aan door een brief; doch deze samenvoeging komt met het Griekse woord semeiousthai en met hetgeen volgt niet wel overeen. Want dit Griekse woord betekent eigenlijk niet iemand aanwijzen, maar iemand merken, of merktekenen, die men enige schande aandoet, of uit enige eerlijke vergaderingen laat, en zijn naam, als de eer van zulk een onwaardig, aantekenen, of uitdoen. Zodat dit woord hier door anderen zeer bekwamelijk wordt verstaan van den Christelijken ban en uitsluiting uit de gemeenschap der Kerk, volgens de orde door Christus ingesteld, Mat 18:15; gelijk ook de volgende woorden klaar medebrengen.
,
 vermengt Zie van ditzelfde woord en de zaak daardoor betekend, breder 1Co 5:9, 1Co 5:11.
,
 beschaamd En door deze schaamte wederkere tot zijn schuldigen plicht, gelijk het Griekse woord medebrengt. Zie Mat 21:37.
15En houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem als een broeder.
 als een vijand, Namelijk dien gij geheel moet vlieden, of verlaten, gelijk men vijanden pleegt te doen.
,
 als een broeder Namelijk die verdwaald is, en dien men derhalve weder op den rechten weg moet brengen; 2Co 2:7.
16De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere zij met u allen.
 De Heere nu Dat is, die een auteur is van allen vrede en gelukzaligheid.
,
 in Dat is, zo met God als onder de anderen.
17De groetenis met mijn hand, van Paulus; hetwelk is een teken in iederen zendbrief; alzo schrijf ik.
 een Namelijk waardoor mijn eigen brieven van andere, die op mijn naam zouden mogen versierd zijn, bij de gemeente kunnen worden onderscheiden. Zie Col 4:18.
18De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. De tweede brief aan de Thessalonicenzen werd geschreven vanuit Athene.
Copyright information for DutSVVA